93
post-template-default,single,single-post,postid-93,single-format-standard,stockholm-core-2.3.3,select-theme-ver-9.4,ajax_fade,page_not_loaded,,qode_menu_,wpb-js-composer js-comp-ver-6.9.0,vc_responsive
Title Image

Wilgenroosje of Basterdwederik (Epilobium)

Wilgenroosje of Basterdwederik (Epilobium)

Verwarrende naamgeving

De naamgeving is nogal verwarrend: de namen Wilgenroosje en Basterdwederik worden zowat door elkaar gebruikt. Bovendien rekent de ene flora het Wilgenroosje tot het geslacht Wilgenroosje, (Chamaemerion angustifolium ), een andere flora deelt het in bij het geslacht Basterdwederik (Epilobium angustifolium).

Alle andere Wilgenroosjes behoren tot het geslacht Basterdwederik. Dit geslacht bestaat vooral uit kleinbloemige soorten, het Harig Wilgenroosje (Epilobium hirsutum) heeft echter grotere bloemen.

knikkend-wilgenroosjeWilgenroosje

De naam Wilgenroosje heeft te maken met de smalle blaadjes die aan de bladeren van een wilg doen denken en ‘roosje’ verwijst naar de kleur van de bloemen.

Het Wilgenroosje dat we kennen van de paarsrode kaarsen die in grote groepen voorkomen in de Ardennen is het Wilgenroosje, ook soms Knikkend Wilgenroosje genoemd of Chamaemerion angustifolium. Bij Maria Treben heet dat het Boswilgenroosje, Epilobium angustifolium.

Het heeft een voorkeur voor plaatsen waar door omstandigheden grote hoeveelheden stikstof vrijkomen, nl. kapvlakten in een bos, ruigten, ontginningen, open plekken na een bosbrand. In de dagen van de Tweede Wereldoorlog en de jaren erna was het Wilgenroosje een gekende verschijning in de gebombardeerde steden, vandaar ook de volksnaam ‘vuurkruid’.

Bij gunstige omstandigheden kan de plant tot 1,5 m hoog worden. De bloemen hebben 4 ongelijke bloembladen met een donkerder lilavlek als honingmerk en lange lila meeldraden die neerhangen.

Onkruid of sierplant

Het vruchtbeginsel is zeer lang en lijkt op een bloemsteel. Vroeger werd het Wilgenroosje gekweekt als sierplant maar omwille van de sterk woekerende wortels is men het als een onkruid gaan beschouwen.

De zaden, in de vorm van parachutes, zorgen eveneens voor een snelle verspreiding. Gemiddeld zijn er zo’n 380 zaden per vrucht, dit is zo’n 80.000 per plant!

Roger Phillips schrijft dat de meeste delen van de plant bruikbaar zijn: zowel de wortels en scheuten in de lente, de bladeren als toekruid, als sla of voor thee. De Frans-Canadezen noemen het de ‘wilde asperge’. Hij voegt er wel aan toe dat het hem niet gelukt is er iets eetbaars van te maken omdat het veel te bitter is.

Harig_wilgenroosje2Harig Wilgenroosje

Het Harig Wilgenroosje, een Basterdwederik, kan eveneens een hoogte van 1,5 m bereiken en heeft ook grotere bloemen. De stengels zijn echter duidelijk bezet met lange, afstaande haren. Ook de stengelomvattende bladeren zijn aan beide zijden behaard.

Het is een overblijvende plant die bloeit van juni tot oktober. De verspreiding gebeurt door vlezige, ondergrondse uitlopers en door grote hoeveelheden zaad.

Welke soort staat er in de tuin?

In onze tuinen vinden we vooral de kleinbloemige Wilgenroosjes of Basterwederiken. Er zijn verschillende soorten maar ze zijn zeer moeilijk uit elkaar te houden en bovendien kruisen ze onderling gemakkelijk.

Ze hebben kleine, roodachtige, bleekroze of witte bloemetjes Als je er aandacht aan geeft, zal je ze wellicht wel tegenkomen in de tuin. Als je alle kleine plantjes die je niet kent uittrekt, dan zal dit plantje nooit tot bloei komen en denk je misschien dat je het niet in je tuin hebt. Maar het is een algemeen onkruid, dus wellicht staat het ook in je tuin zonder dat je het weet.

Het is boeiend om kiemplanten die je niet kent, eens te laten staan en regelmatig te gaan kijken hoe ze verder evolueren. Misschien herken je ze in een bepaald stadium.

Het kleinbloemig wilgenroosje is een teder plantje met fijne, lancetvormige blaadjes. De bloemetjes staan op een lang steeltje dat eigenlijk het vruchtbeginsel is. Als de vrucht rijp is, springt ze open en kunnen de pluisjes aan hun veroveringstocht beginnen.

In onze tuin staan verschillende kleinbloemige soorten, de ene al hoger dan de andere.

Wat zegt Maria Treben?

Volgens Maria Treben zijn de kleinbloemige soorten goed om thee van te zetten, niet meer dan 2 koppen per dag, bij prostaatklachten.

Ze schrijft dat de grootbloemige soorten niet mogen gebruikt worden. De reden hiervoor is dat het Harig Wilgenroosje (Epilobium hirsutum) een tegengestelde werking heeft en dat de andere grootbloemige soort, nl. het Bos– of Knikkend Wilgenroosje (Epilobium of Chamaemerion angustifolium) er te gemakkelijk mee kan verward worden. Zekerheid voor alles!

In ‘Gezonder leven met geneeskrachtige kruiden’ van Barbara en Peter Theiss staat

De kleinbloemige soorten Epilobium parviflorum, Epilobuim montanum, Epilobium roseum en Epilobium palustre zijn medisch gezien het meest werkzaam. … Dit geneeskrachtige kruid dat absoluut geen bijwerkingen vertoont, is in de eerste plaats een preventief middel.